Een tuin is pas echt gezellig als je er vogels hoort en ziet. Het vrolijke gefluit, het zachte gefladder van vleugels en het plots opduiken van een roodborstje of koolmees zorgen voor sfeer en ontspanning. Vogels maken je tuin levendig, helpen bij het bestrijden van insecten en zijn leuk om naar te kijken. Veel mensen willen daarom meer vogels in hun tuin. Met wat eenvoudige aanpassingen kun je je tuin aantrekkelijker maken. Je helpt de natuur én je krijgt er iets moois voor terug. Zelfs op een balkon kun je vogels aantrekken. Hoe meer voedsel, water en beschutting je biedt, hoe sneller de eerste gasten zullen komen.
Waarom vogels graag kiezen voor een groene tuin
Vogels voelen zich thuis op plekken waar ze genoeg te eten vinden en veilig kunnen schuilen. In een tuin met planten, struiken en bomen vinden ze voedsel, bescherming en ruimte om te rusten of te broeden. Vooral tuinen met veel groen trekken vogels aan. Een kale tuin met veel tegels biedt weinig voor vogels. Groene tuinen zijn aantrekkelijk omdat ze insecten aantrekken en natuurlijke verstopplekken bieden. Insecten zijn belangrijk voor jonge vogels, want ze zitten vol eiwit. Ook bessen, zaden en vruchten worden graag gegeten.
Hoe meer soorten planten je in je tuin hebt, hoe groter de kans dat er ook veel verschillende vogels op afkomen. Denk aan een haag in plaats van een schutting, een klimop langs de muur of een boom waar vogels in kunnen nestelen. Ook dichte struiken waar ze kunnen schuilen zijn belangrijk. Groen maakt je tuin niet alleen mooier, maar ook een stuk levendiger.
Wat vogels nodig hebben om zich thuis te voelen
Een vogelvriendelijke tuin begint bij een goede basis. Vogels zoeken een plek waar ze zich veilig voelen. Dat betekent rust, beschutting en voldoende afstand tot katten of andere dieren. Zet daarom struiken en hagen op plekken waar ze niet snel verstoord worden. Laat ook eens wat rommelige hoekjes in je tuin staan. Een stapeltje takken of bladeren is ideaal voor insecten, en dus voor vogels.
Water is ook belangrijk. Een eenvoudige schaal of een kleine vijver geeft vogels een plek om te drinken en te badderen. Zorg dat het water schoon blijft. Ververs het regelmatig en maak de bak goed schoon als je ziet dat er algen in groeien. In de zomer is water nodig tegen de hitte. In de winter helpt een ondiep bakje met lauw water als andere bronnen bevroren zijn.
Let bij het inrichten van je tuin ook op rust. Als vogels steeds schrikken van beweging of lawaai, zullen ze je tuin vermijden. Zet zitplekken op afstand van voerplaatsen of badjes. Dan kunnen vogels ongestoord landen, drinken of eten.
Wat je wel en niet moet voeren aan tuinvogels
Vogels eten graag bij als er weinig voedsel te vinden is. Vooral in de herfst en winter is bijvoeren handig. Vetbollen, pinda’s, zonnebloempitten en strooivoer zijn populair bij veel soorten. Mezen zijn gek op pinda’s. Merels houden van rozijnen of stukjes appel. Roodborstjes eten graag meelwormen of havermout. Er zijn speciale voedertafels, silo’s en slingers te koop waarmee je het eten op een goede manier aanbiedt.
Let op waar je het voer hangt of legt. Kies een rustige plek, liefst in de buurt van een struik of boom waar vogels snel naartoe kunnen vluchten. Voer niet te veel tegelijk. Zo blijft het vers en voorkom je dat er muizen op af komen. Geef nooit zout, gekruid voedsel of melk. Dat is slecht voor vogels. Brood is niet giftig, maar vult de maag zonder dat het voedingsstoffen geeft. Af en toe een klein stukje is niet erg, maar geef liever echt vogelvoer.
Als je begint met voeren, probeer dat dan een tijd vol te houden. Vogels wennen aan jouw tuin als plek om te eten. Stop je ineens, dan moeten ze elders op zoek. Bij langdurige kou is een vaste plek om te eten belangrijk voor hun overleving.
Nestkastjes en beschutting maken je tuin compleet
Vogels hebben een veilige plek nodig om te broeden. In veel tuinen zijn er weinig geschikte plekken om een nest te bouwen. Een nestkastje helpt daarbij. Je kunt ze kopen in tuincentra of zelf maken van hout. Belangrijk is dat het kastje stevig hangt, beschut tegen wind en regen. Kies een rustige plek, uit de felle zon en op voldoende hoogte.
Verschillende soorten vogels hebben andere wensen. Een koolmees wil een klein rond gaatje. Een roodborstje kiest eerder voor een halfopen kastje. Hang nestkastjes niet te dicht bij elkaar. Vogels zijn vaak territoriaal en willen hun eigen ruimte. Na het broedseizoen kun je het kastje schoonmaken met water. Gebruik geen schoonmaakmiddelen. In de winter gebruiken vogels het kastje soms ook als slaapplek, vooral op koude nachten.
Naast nestkastjes helpt het ook om struiken, heggen of oude bomen te laten staan. Daarin kunnen vogels zelf een nest maken of schuilen voor slecht weer. Een tuin met hoogteverschil en genoeg plekken om te zitten voelt voor vogels als een fijne, veilige plek.
Meer leven in je tuin door kleine aanpassingen
Een vogelvriendelijke tuin maak je stap voor stap. Begin klein. Zet een waterbakje neer, hang een vetbol op en plant een struik met bessen. Laat een hoekje met bladeren liggen of laat een plant doorbloeien voor de zaden. Gebruik geen chemische bestrijdingsmiddelen. Die doden niet alleen insecten, maar schaden ook de vogels die ze eten.
Zelfs op een balkon kun je iets betekenen. Een bloempot met zonnebloemen, een klein voederplankje of een paar hangplanten met zaden maakt al verschil. Vogels zoals mussen, mezen of roodborstjes zijn snel tevreden, als je maar wat moeite doet.
Door je tuin open te stellen voor vogels, krijg je er veel voor terug. Elke ochtend wakker worden met gezang, de jongen zien uitvliegen of gewoon even kijken hoe een meesje baddert in een schaaltje water. Dat maakt je tuin niet alleen groener, maar ook rijker aan beleving.